(c) Shutterstock
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: als je niets over sneeuwveiligheid en lawines weet, heb je – hoe goed je ook kan skiën of snowboarden – offpiste niets te zoeken. Deze quiz maakt je allesbehalve een expert, maar hopelijk is het wel een trigger om je in dit onderwerp te verdiepen en, wie weet, dit seizoen een cursus sneeuw- en lawinekunde te boeken!
1. Lawines kunnen enkel ontstaan op hellingen van…
a. Meer dan 20°
b. Meer dan 30°
c. Meer dan 35°
2. Wat betekent niveau 5 op de Europese lawineschaal?
a. De kans op lawines is klein. Het sneeuwdek is over het algemeen stevig en stabiel en de omstandigheden gunstig.
b. De kans op lawines is zeer groot. Het sneeuwdek is zwak op steile hellingen. Offpiste skiën kan, maar alleen op eigen risico.
c. De kans op lawines is zeer groot. Het sneeuwdek is zwak, zowel op steile als minder steile hellingen. Begeef je absoluut niet buiten de piste.
3. Wat is BERA?
a. Een schaal waarmee men aan de hand van verschillende parameters het lawinerisico in de bergen aangeeft.
b. De gedetailleerde beschrijving van de weersverwachting in de bergen met het lawine- risicocijfer waaruit je het lawinerisico kan afleiden.
c. Een reddingsdienst die in de bergen actief is.
4. De meeste ongelukken gebeuren tijdens een afdaling.
a. Klopt. Nagenoeg alle dodelijke ongevallen gebeuren tijdens het afdalen.
b. Nee. De meeste dodelijke ongelukken gebeuren op steile hellingen.
c. Klopt niet. De meeste gebeuren tijdens het klimmen.
5. Op welke parameters kan je letten om het lawinerisico in te schatten?
a. Elementen die wijzen op recente lawines, een helling 30°, BERA, recente sneeuwval, temperatuur- stijging, onstabiele laag.
b. De zeven parameters van le Montagnard.
c. Zodra je je offpiste begeeft, kan je het risico bijna niet inschatten. Lawines kunnen altijd ontstaan.
6. Is triebschnee of plaques à vent gevaarlijk?
a. Ja, maar alleen op in hooggelegen gebieden omdat het daar kouder is.
b. Ja, omdat sneeuwkorrels meegenomen door de wind tegen elkaar wrijven waardoor er een soort ijskorreltjes ontstaan die zeer zwak binden.
c. Nee, of toch niet gevaarlijker dan andere vormen van sneeuw.
7. Bij welk lawinerisico gebeuren de meeste dodelijke ongevallen?
a. Het laagste niveau.
b. Het hoogste niveau.
c. Het middelste niveau 3.
8. Wat is je overlevingskans als je onder de sneeuw bent bedolven en verder niet ernstig gewond bent?
a. Redelijk. Als je binnen de 18 minuten wordt gevonden heb je 90% overlevingskans.
b. Die daalt snel. Na 35-90 minuten daalt de kans naar 20%.
c. A en B zijn correct.
9. Waaruit bestaat een lawine-uitrusting minimaal?
a. Een lawinepieper, schep en sonde.
b. Een lawinerugzak met airbags.
c. A en B.
10. Wat is de 3×3 methode?
a. Een strategie om aan de hand van enkele eenvoudige testen te bepalen met wat voor sneeuw je te maken hebt.
b. Een eenvoudige beoordelings- en besluitvormingsmethode om het restrisico in te schatten en op basis daarvan een go/no go- beslissing te nemen.
c. Een manier om ervoor te zorgen dat je een lawine overleeft.
Geverifieerd door Bart De Bie, opleidingsmanager en Europees gediplomeerd skileraar on- en offpiste.
1a. Lawines ontstaan doorgaans op hellingen vanaf 30°, maar kunnen ook op veel minder steile hellingen passeren of ontstaan in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden. 2c. 3b. 4c. Klopt niet. 38% verongelukt bij het naar boven stappen, 36% in de afdaling en 26% terwijl ze wachten of stilstaan. 5a. Dit zijn de zes parameters van berggids Alain Duclos. 6b. 7c. Let op: de lawinerisicoschaal is een exponentiële schaal; het risico bij niveau 2 is twee keer zo groot als bij niveau 1! De meeste ongevallen en dodelijke ongelukken gebeuren bij niveau 3, gevolgd door niveau 2 en dan 4. 8c. 9c. 10b. Restrisico = risicofactor ÷ (RF steilste deel van de helling x uitgesloten sectoren x RF beklommen hellingen x grootte van de groep en afstanden). Een restrisico ≤ 1 is aanvaardbaar.